Europa is het verdedigen waard

Europa wordt aangevallen, van binnenuit en van buitenaf. De Engelsen verlaten de Europese Unie, Trump en Putin hopen dat meer landen zullen volgen. Intussen wordt het Westen als geheel aangevallen, lijfelijk, met name door islamisten die de fundamentele menselijke waarden die in Europa zijn ontwikkeld, bestrijden. In hoeverre zijn wij daar zelf bij betrokken? Mogen we nog van een afstandje toekijken of wordt het tijd dat we iets gaan doen? En zo ja, wat dan?

In een lezing, gehouden op 23 januari 2017 voor de vereniging Vrienden van Hovo Utrecht, probeer ik vanuit een persoonlijke invalshoek te laten zien dat er een samenhangende Europese geschiedenis bestaat en dat Engeland daarin een essentiële rol vervult. Engeland maakt integraal deel uit van de Europese geschiedenis. De waarde van die geschiedenis is niet een of ander vaag besef, maar heel concreet de basis van onze democratie en onze visie op mensen en menselijke vrijheid.

De lezing werd gehouden in de aula van de Universiteit Utrecht, de gedenkwaardige ruimte waar in 1579 de Unie van Utrecht werd gesloten.

Tekst lezing 23 januari 2017 voor Vrienden van Hovo Utrecht in de Aula van de Universiteit Utrecht.

Ik wil u eerst iets vertellen over mijn persoonlijke betrokkenheid bij onze geschiedenis en daarna wil ik aan de hand van de actualiteit, namelijk de voorgenomen Brexit van de Engelsen, iets vertellen over de geschiedenis van Europa en die van Engeland in het bijzonder. Ik ga u een episode laten zien waarin Engeland een sleutelrol vervulde in de Europese geschiedenis. Mijn doel is om in deze tijd waarin de Europese beschaving van binnenaf en van buitenaf ter discussie wordt gesteld en zelfs aangevallen, aan de hand van het Engelse voorbeeld te laten zien dat het belangrijk is om voor de Europese waarden op te komen en deze te verdedigen.

Inleiding: afscheid van de vrijblijvendheid

Bij de aankondiging van deze lezing stonden vier afbeeldingen, waarvan drie nogal kleurrijk en een op zijn zachtst gezegd kleurloos en grauw. U zag de vlaggen van Europa tegen hun diepblauwe hemel, de politie in reflecterende vesten bij betogers die pleiten voor vrijere toelating van vluchtelingen en de Britse Union Jack fier wapperend naast de blauw en gele sterrenvlag van de Europese unie.
En dan die ene kleurloze foto, strijders van de Islamitische Staat in de woestijn, met op de achtergrond hun zwart-witte vlag, gemaskerd, helemaal in het zwart en legergroen en met automatische geweren in de hand. Uitermate dreigend, onheilspellend, om niet te zeggen apocalyptisch. Alsof het einde der tijden nu toch werkelijk is aangebroken. En we weten dat het wat deze mensen betreft, ook daadwerkelijk apocalyptisch mag zijn. Ze verlangen meer naar de dood dan naar het leven en ze eigenen zich het recht toe het leven te nemen van mensen die er andere opvattingen op na houden dan zijzelf.
De tijden zijn veranderd. Maar het optimisme en het vooruitgangsgeloof dat onze samenleving na de Tweede Wereldoorlog heeft vervuld, lijkt te zijn verdwenen. Weg is de lokroep van een toekomst die er alleen maar beter op zou worden. Het verenigd Europa dat een einde zou maken aan alle tegenstellingen op het continent, waardoor niet alleen de oorlog zou worden uitgebannen, maar ook alle inwoners van Europa deel zouden krijgen aan een welvarend en vrij Europa als geheel, zodat zij zich niet meer achter hun landsgrenzen hoefden te verschansen.
De eerste keer dat ik aan dat prachtige, wenkende toekomstperspectief begon te twijfelen was in 1972. Ik was toen 18 en verbleef in het noorden van Noorwegen. Daar maakte ik mee hoe het overgrote deel van de lokale bevolking zich keerde tegen de plannen die door de regering in Oslo werden uitgebroed, om het land lid te maken van de Europese Unie. Boeren, vissers en overwegend socialistisch georiënteerde jongeren sloten een hecht front onder het motto “wij willen baas blijven in eigen huis”. In hoeverre dat nu echt realiteit zou zijn wanneer Noorwegen buiten de Europese Unie zou blijven, dat vroeg eigenlijk niemand zich af. Als het land maar niet in de toenmalige EG kwam, daar ging het om. Dit was de eerste keer dat ik serieuze kritiek hoorde op de Europese Unie.
Maar het plezier ging er steeds meer van af, stukje bij beetje. De laatste keer dat ik nog onbevangen kon genieten van de vruchten van de Europese samenwerking was bij de introductie van de euro in het jaar 2002. Nu zou er eindelijk een einde komen aan al dat gewissel bij de grenzen. Dat zou niet alleen gemak opleveren, maar bovendien een hoop geld besparen. Want, zo rekende ik al snel uit, het aankopen van vreemd geld en het vervolgens weer moeten verkopen van wat je aan vreemd geld over had, kon al gauw vijf tot zeven procent van je vakantiebudget opsnoepen. Nu hoefden we geen markten, franken, lires of peseta’s meer te kopen. Tel uit je winst.
Na de op zich succesvolle introductie van de euro raakte de sfeer al snel bedorven. De Europese Unie kwam met een grondwet die door de bevolking van Europa niet werd begrepen, de Grieken beduvelden hun europartners met valse begrotingscijfers, twee referenda in Nederland vielen uit in het nadeel van de Europese samenwerking en als klap op de vuurpijl kwam daar de Brexit. De nieuwe Amerikaanse president Trump heeft er nog een schepje bovenop gedaan, door te voorspellen dat ook andere landen de Europese Unie zullen verlaten. Trouwens een beetje vreemde stelling voor een Amerikaan, want laat hij eens zijn oor te luisteren leggen bij de inwoners van staten als Texas of Californië. Misschien heeft hij zijn muur langs de grens met Mexico eerder nodig om deze staten erbij te houden dan om zuiderlingen te weren. Maar ja, weet Trump veel. Hij geeft de indruk dat hij geen geschiedenis kent en zoals u weet, wie geen geschiedenis heeft die heeft geen toekomst. Een mens heeft zoveel toekomst als hij geschiedenis heeft. Echte geschiedenis, wel te verstaan.
Zo komen we bij het dilemma dat mij vanmiddag hier in Utrecht, in deze prachtige aula van de Utrechtse universiteit, plaagt. De Europese Unie als onderwerp van twijfel en protest van binnenuit en als onderwerp van bij tijd en wijle zeer gewelddadige aanvallen van buitenaf. Om met die twijfel te beginnen, die moeten we serieus nemen, heel serieus zelfs, maar de EU is en blijft gewoon maar een organisatie, een club van staten die ook door iets anders zou kunnen worden vervangen. Misschien is het tijd voor een beter idee, al heb ik van de tegenstanders van de EU nog geen alternatief voorstel mogen vernemen. Maar ik kan me best voorstellen dat het ook anders kan, in de politicologie bestaan daar heel mooi samenwerkingsmodellen voor. De Unie van Utrecht, zonder supranationaal gezag, is er een van. We zijn hier per slot van rekening in de zaal waar die Unie meer dan 400 jaar geleden werd ondertekend. Het kan allemaal. Met hun Brexit verlaten de Britten echt niet de beschaafde wereld. Wat niet wil zeggen dat het een verstandig besluit is.
Maar toch. Deze lezing wordt ook aangekondigd met een foto van een groepje tot de tanden toe bewapende desperado’s in de Syrische zandwoestijn. De bedoeling is duidelijk. Dit zijn islamistische strijders die zich keren tegen het Westen. Islamistisch met een ‘s’ om de politiek-radicale islam aan te duiden en zo te onderscheiden van gewone islamieten.
Wat heeft het een met het ander te maken? Waarom zien we terroristen van IS temidden van foto’s van Europese vlaggen? Het antwoord moet wel zijn, dat Europa geen vanzelfsprekende aangelegenheid meer is. We hebben het niet meer over leuke projecten, experimenten met samenwerking en een efficiëntere besteding van ons vakantiebudget. Het gaat eigenlijk helemaal niet meer over economie. Europa is een politieke en maatschappelijke noodzaak geworden, of dat Europa nu de vorm heeft van de Europese Unie, de Raad van Europa of op een andere manier verschijnt. Onze toekomst is er mee gemoeid. De vraag is of we nog toekomst hebben en of we in staat zijn om nieuwe toekomst te scheppen.
Hier vindt mijn vrijblijvende vooruitgangsoptimisme een wel heel abrupt einde. Als een trein die tot stilstand komt tegen een stootblok. Het spoor van mijn goede humeur reikt niet verder, zelfs al zou ik het willen. En dat komt niet alleen door de ernst van de zaak, maar ook door haar nabijheid. Hoe vaak heb ik niet voor een collegezaal gestaan met een gevoel dat het mooi was om enthousiast te kunnen vertellen over onze geschiedenis. Leuk, geschiedenis! Ja, spannend! Vooral als je iemand hebt die goed kan vertellen. Maar kan ik dat nog?
Dat ik niet langer voor de vuist weg luchtige en onderhoudende verhalen kan vertellen over de Europese geschiedenis, komt mede doordat er persoonlijk bij betrokken ben geraakt. Vrijwel zeker geldt dat niet alleen voor mij, maar ook voor tal van andere aanwezigen in deze zaal. Ik moest daar nog even aan denken toen ik zojuist langs het monument kwam voor gevallenen in de Tweede Wereldoorlog bij de ingang van deze zaal. Door een tweetal gebeurtenissen in korte tijd kan ik niet meer om de constatering heen dat de geschiedenis van vandaag niet meer met inkt, maar met bloed wordt geschreven.
Ongeveer vijf jaar geleden werd de zoon van een neef van me tijdens zijn dienst in Afghanistan gedood door een bermbom. Hij was betrokken bij de missie van de NAVO tegen het islamitisch radicalisme van de Taliban, dat het leven van vele Afghanen onmogelijk maakt. Het was een missie die regelrecht voortvloeide uit de aanslagen in New York op 9 september 2001. Begin 2016 is een andere achterneef van me doodgeschoten door islamitische terroristen in een hotel in Burkina Faso. Hij werkte daar als vrijwilliger om mee te helpen aan de opbouw van het land, volledig ongewapend en zonder politieke of godsdienstige bedoelingen.
Het Westen wordt aangevallen, maar niet het Westen als abstract begrip en zelfs niet in de vorm van een organisatie als de Europese Unie, maar u en ik, persoonlijk, lijfelijk, omwille van wat we zijn, wat we geloven zelfs zonder dat we religieus zijn of misschien juist wel daarom. Het zal goed zijn om ons te verdiepen in de aanleiding voor die aanval of die golf van aanvallen, maar minstens even belangrijk is de volgende vraag: is onze beschaving, is de samenleving zoals wij die wij overgeleverd hebben gekregen en verder dragen, is die beschaving de moeite waard om te verdedigen? En zo ja, waarom? Die vraag zullen we moeten beantwoorden, niet alleen omdat we worden aangevallen, maar ook omdat we zelf de bestaansreden van de westerse beschaving in twijfel trekken en het vaak moeilijk is om te verwoorden wat de zin is van democratie, de rechtsstaat, de scheiding tussen kerk en staat.
Ik ga hier niet filosoferen. Ik ga hier ook geen antwoorden zoeken op kwesties waarover anderen al besluit te hebben genomen, zoals de Britten. Zij willen de Europese Unie verlaten en dat is hun goed recht. Ik zou me trouwens ook wel moeten beperken tot de Engelsen, want ik begrijp dat de Schotten er in meerderheid anders over denken. We hebben het dus over de Engelsen en de vraag is: horen zij bij Europa? Daarmee heb ik weer een nieuwe vraag te pakken. Bestaat er wel zoiets als een verenigd Europa of is dat een hersenspinsel, een speeltje van politici? Bestaat er op en rond dit continent een gemeenschap van volkeren die bij elkaar horen? Een Europa waarvan de Europese Unie internationaal vooralsnog de enige legitieme vertegenwoordiger is.
Hoort Engeland daar ook bij? Kunnen we aantonen dat Europa bestaat en dat Engeland een echt Europees land is? Om niet te breedvoerig te worden zal ik die vragen nog verder afgrenzen: maakt Engeland deel uit van de Europese geschiedenis? Met andere woorden: Is Engeland mede gevormd door Europa en heeft Engeland dat Europa ook zelf helpen vormen? Niet een beetje vrijblijvende betrokkenheid of wisselwerking, maar essentieel. Maakt Engeland integraal deel uit van de Europese geschiedenis? Een heikele vraag, want dan zullen we moeten bewijzen dat er zoiets bestaat als een Europese geschiedenis. Ook daaraan wordt nog wel eens getwijfeld.

Engeland als voorbeeld

Bij het zoeken naar een antwoord op die vraag richten we ons op Engeland, maar het gaat niet om dat land alleen. Engeland kan dienen als voorbeeld van historische verbondenheid en wel een bijzonder voorbeeld, juist omdat er zo veel mensen zijn die daar niet in geloven. Er zijn legio aanwijzingen dat Engeland maar weinig te maken heeft met de Europese eenwording. U kent ongetwijfeld het verschijnsel van de splendid isolation, een eeuwenoude neiging van Engelsen om zich terug te trekken in hun eigen voortreffelijkheid en de grenzen van het eiland te zien als de grenzen van de beschaving. Dan kunnen er grappen worden gemaakt zoals “Fog in The Channel, Continent cut off”, een krantenkop die ooit zou zijn gebruikt door een krant in Dover en die recent in het kader van het referendum nog werd herhaald door het Britse conservatieve opinieblad The Spectator.
Tekenend ook is het boek Europese geschiedenis voor dummies, waarin Engeland in het geheel niet voorkomt. Geschreven door een Engelsman, zoals u zult begrijpen. Europa zonder Engeland, voor de Engelsen is het een vanzelfsprekendheid, want voor hen is Europa synoniem met ‘continent’, zoals we zojuist zagen.
En dat terwijl de Britten aan de basis van de Europese Unie staan. Het was bijna hun idee en het is dan ook uitgebroed in Londen, al was het door mensen als Jean Monnet en Robert Schumann. Was het niet Winston Churchill zelf die in zijn beroemde toespraak op 10 september 1946 aan de universiteit van het Zwitserse Zürich uitsprak:

Als Europa ooit gezamenlijk de gemeenschappelijke erfenis zou kunnen delen, dan zouden er geen grens zijn aan het geluk, de voorspoed en de glorie die haar 300 of 400 miljoen mensen zouden kunnen genieten. Het gaat om het opnieuw vormen van de Europese familie of zoveel als we maar kunnen en om die te voorzien van een structuur waarin vrede, veiligheid en vrijheid kunnen bestaan.

Zo pleitte Churchill in 1946 voor een “Verenigde Staten van Europa”, maar we hoeven de woorden van Churchill niet te romantiseren, want hij zei er gelijk bij dat zo’n Europees proces moest beginnen met Frankrijk en Duitsland en dat Engeland het van harte zou toejuichen, vanaf de zijlijn, als vriend en steunpilaar. Kortom, Churchill zag wel een verenigd Europa voor zich, maar zonder Engeland. De Engelsen deden dan ook niet mee, toen in 1957 het Verdrag van Rome werd gesloten, waarmee de Europese Economische Gemeenschap werd opgericht.
Dat verdrag voorzag namelijk in een autoriteit die op bepaalde onderling afgesproken gebieden zou uitstijgen boven het wettelijk gezag van de afzonderlijke hoofdsteden. Een supranationale autoriteit die navolging van de gemeenschappelijke afspraken bij de lidstaten zou kunnen afdwingen. Heel anders dan bij de Unie van Utrecht, waarbij de afspraken werden gemaakt tussen de gewesten zonder een clubje boven de gewestelijke autoriteit. Dat supranationale gezag ging de Britten te ver. Eind jaren vijftig van de vorige eeuw was de economie aangetrokken en wat de Engelsen betreft was het genoeg om een vrijhandelsakkoord te sluiten. Dat deden ze dan ook, samen met de Scandinavische landen richtten ze de Europese Vrijhandels Associatie, EVA of ook wel EFTA genoemd.
Maar het was onprettig om buitenstaander te zijn terwijl zich vlakbij het belangrijkste politieke proces van deze tijd voltrok. Daarom maakten de Engelsen al snel avances in de richting van Brussel. De Fransen begrepen dat de Europese eenwording niet zou worden versneld wanneer de Engelsen daaraan mee zouden gaan doen. President De Gaulle verwachtte dat de Engelsen na een eventuele toetreding er alles aan zouden doen om van de Europese Economische Gemeenschap alsnog een vrijhandelsorganisatie te maken, zonder politieke component. Daarom sprak hij tweemaal plechtig een NON uit, in 1963 en 1967. Na zijn overlijden kwamen de Engelsen er toch bij, in 1972, en de gevolgen daarvan zijn maar al te bekend. We zijn nu zover dat de Brexit moet worden uitonderhandeld.
In hoeverre is Engeland een Europese natie? Laten we eens wat verder teruggaan in de geschiedenis, bijvoorbeeld door te kijken naar de intocht van de Angelen en Saksen in de eerste helft van de vijfde eeuw. U weet wel dat in die tijd de Romeinen niet meer in staat waren om zich te handhaven in het noordwesten van Europa. In het jaar 410 was Rome geplunderd en besloot keizer Honorius dat de militairen die gelegerd waren in Brittannia beter naar het continent konden worden gehaald. Daarmee werd de macht in Engeland opgegeven en bovendien werden de autochtone Engelsen aan hun lot overgelaten. Zij hadden te kampen met invallen van volkeren uit het noorden en volgens de overlevering hebben ze om die reden de Saksen te hulp geroepen. Die kwamen samen met de Angelen en de Juten. Uit de naamgeving van de Britse gewesten (Wessex, Sussex, Essex, Anglia) kunnen we afleiden dat dit grote gemeenschappen moeten zijn geweest.
Algemeen bekend is, dat er in de achtste en negende eeuw een enorme inspiratie is uitgegaan van de Britse eilanden om te prediken in die delen van het vasteland van Europa die nog niet waren bekeerd tot het christendom. Adelbert, Willibrord en Bonifatius, het zijn maar drie namen in een lange reeks van missionarissen die vanuit Ierland en Engeland naar het Westen zijn gekomen om hier het christendom te brengen. Van hen kregen de Germaanse volkeren het evangelie en zowel Willibrord als Bonifatius kunnen we zien als de grondleggers van het eerbiedwaardige bisdom Utrecht, dat het eerste echte centrum van beschaving was in de noordelijke Nederlanden. Bonifatius, die afstamde van de Saksen, ging er prat op dat hij de volkeren in de Germaanse gebieden kon verstaan. Hij was namelijk vooral actief in de Duitse gebieden.

De geboorte van de parlementaire monarchie

Is er eigenlijk wel een tijd geweest waarin de Engelse geschiedenis niet onlosmakelijk verbonden was met die van de rest van Europa?
Toen Willem de Veroveraar in 1066 met zijn leger het Kanaal overstak en de Engelse troon in bezit nam, begon een tijdperk waarin er eigenlijk niet méér onderscheid was tussen Engeland en Frankrijk dan alleen het feit dat het ene land aan de westzijde van het Kanaal lag en het andere land van de oostzijde. Culturele en taalverschillen deden er niet werkelijk toe, want die waren er overal in Europa. Vanaf 1066 waren de koningen van Engeland bijna vier eeuwen lang overwegend Frans, tot aan het einde van de Honderdjarige Oorlog toen de Fransen er uiteindelijk in slaagden om de Engelsen uit hun land te verdrijven. Want de rollen waren inmiddels omgekeerd, de Fransen zagen de Engelse machthebbers als Engelsen, ook al spraken ze allemaal Frans.
Bekend is dat sommige Engelse historici van mening zijn dat Engeland nooit een revolutie heeft gekend. Gewelddadige omwentelingen, dat is meer iets voor de Fransen en de Russen. Maar in 1642 brak er in Engeland een burgeroorlog uit die in 1649 eindigde met de onthoofding van de koning en de uitroeping van de republiek. In Engelse termen heet dat geen revolutie, maar de Great Rebellion. Cromwell en de zijnen, dat waren rebellen. En in 1660, toen Cromwell was overleden, werd dat alles weer rechtgezet met de Great Restauration, de terugkeer van de monarchie in de persoon van koning Karel II.
Het verhaal begint bij koning Hendrik VIII. Zijn vader, Hendrik VII, had na de Rozenoorlogen de macht gegrepen. Hendrik VIII regeerde van 1509 tot 1547. Ten dele was hij dus nog tijdgenoot van Erasmus, die weer bevriend was met zijn belangrijkste ambtenaar, kanselier Thomas Moore. Het is ook de tijd van de Reformatie. Op 31 oktober 1517 was Maarten Luther naar buiten gekomen met zijn 95 stellingen tegen de aflaat.
Hendrik had een oudere broer, Arthur, die eigenlijk koning had moeten worden, maar die in 1502 was overleden. Deze Arthur was getrouwd geweest met een Spaanse prinses, Catharina van Aragon, een heftig katholieke dame die niet bij hem paste. De paus had dispensatie moeten verlenen voor zijn huwelijk, omdat Catharina eigenlijk weduwe was van zijn broer. Omdat Catharina geen zoons kreeg en het bovendien niet boterde tussen de twee, vroeg Hendrik VIII de kerk van Rome om het huwelijk alsnog ongeldig te verklaren. De kerk zei vierkant nee. Er was dispensatie verleend en hij moest het maar met dat huwelijk doen.
Daarna benaderde Hendrik Maarten Luther, maar ook hij weigerde toestemming om het huwelijk te ontbinden. Vervolgens nam Hendrik het recht in eigen hand en liet hij zich scheiden van Catharina. Hij had inmiddels een verhouding met een Engelse jongedame, Ann Boleyn, met wie hij trouwde. In 1533 vervaardigde Hendrik de zogeheten Act of Succession uit, waarin hij vaststelde dat de kinderen van Elisabeth de wettige troonopvolgers zouden zijn en niet die van Catharina.
Deze Ann Boleyn schijnt een belangrijke invloed hebben uitgeoefend op Hendrik. Daarvoor moeten we even kijken naar wat er maatschappelijk gezien aan de hand was in deze periode van de Reformatie. Maarten Luther had niet alleen geprotesteerd tegen allerlei theologische misstanden, zoals de verkoop van de aflaat, maar hij had ook de paus en in diens kielzog de keizer het gezag ontnomen over de Duitse landen. In de visie van Maarten Luther zouden de vorsten van de afzonderlijke landen, zoals in zijn geval keurvorst Frederik de Wijze van Saksen, het volledige wereldlijk gezag moeten uitoefenen. Tegenover deze wereldlijke vorsten stond dan de universiteit en de kerk. Deze twee machten, de wereldlijke en de geestelijke, zouden de Duitse samenleving van de toekomst moeten besturen.
Hendrik ging wel over naar de Reformatie, maar hij duldde geen universiteit of kerk tegenover zich. Integendeel, hij greep de volle macht over de kerk. Ook dat deed hij per decreet, namelijk met de Act of Supremacy van 1534. Met dat decreet werd de Anglicaanse Kerk geschapen, die volledig in handen was van de koning van Engeland. Werd de macht van de Duitse vorsten dus in toom gehouden door het tegenwicht van kerk en universiteit, Hendrik VIII zou gaan regeren als een pure autocraat. Kanselier Thomas Moore was verontwaardigd en zei dat een wereldlijk heerser niet de heer mocht zijn van de geestelijkheid. Het kostte hem de kop, in 1535 werd Thomas More op bevel van Hendrik VIII berecht en onthoofd.
Zo zouden we deze machtsgreep van Hendrik VIII kunnen zien als een ontsporing van de Reformatie. Wat is hiervan de achtergrond? Er was een Engelsman, genaamd William Tyndale, die uit enthousiasme voor de Reformatie van Luther naar Duitsland was gereisd en een aantal werken had geschreven waarin hij had verkondigd dat de Engelse koning eigenlijk hetzelfde moest doen als de vorsten in Duitsland, namelijk de kerkelijke bezittingen onteigenen. Volgens Tyndale’s schatting had de paus in Rome voor miljoenen ponden aan Engeland onttrokken. In een boekje dat in 1528 was uitgekomen pleitte hij ervoor dat de koning van Engeland deze eigendommen weer naar zich toe zou trekken.
Het schijnt zo te zijn dat Ann Boleyn dit boekje in handen kreeg en het aan Hendrik voorlegde, waarop de koning begreep dat het volgens de leer van deze Reformatie gewettigd was om de kerk te onteigenen. Dat deed hij dan ook. De goederen, kloostergebouwen en uitgestrekte landerijen, deelde hij uit aan families van de lagere adel. Hierdoor verwierf hij hun steun, maar tegelijkertijd werd de klasse van de Engelse landadel, de gentry, enorm uitgebreid en versterkt. En het was deze gentry die zich uiteindelijk zou keren tegen de autocratie van de koning. Maar dat zou lang na de dood van Hendrik VIII zijn.
Belangrijk is dat voor de Engelse gentry het land nooit meer zou mogen terugkeren tot het rooms-katholicisme, wat begrijpelijk is, want dan zou deze nieuwe rijken het risico lopen dat ze alle goederen weer kwijt zouden raken. Het protestantisme werd daardoor in Engeland niet alleen een theologische aangelegenheid, maar bovendien voor deze klasse van de landadel een strikte politieke noodzaak. Zo ontstond er een maatschappelijke groepering die bekend werd onder de naam Commons. Dit waren eigenlijk te vertegenwoordigers van de landadel die maar één doel hadden, namelijk om te voorkomen dat er ooit nog een katholieke koning in Engeland zou komen. Absolute voorwaarde was dat koning altijd het gezag van het parlement zou erkennen, dat geheel werd gedomineerd door deze klasse van de Commons.
Voor zover het om het geloof ging, ontstond er binnen Engeland een stroming die bekend zou worden als het puritanisme. De Anglicaanse kerk had in haar organisatie en kerkelijke rituelen nauwelijks afstand genomen van de rooms-katholieke kerk, in ieder geval minder dan bij de lutheranen en zeker veel minder dan de calvinisten.
Toen er begin de zeventiende eeuw een koning aantrad, Karel I, die niet luisterde naar het House of Commons en de puriteinen vervolgde, vonden deze twee groeperingen elkaar in hun verzet tegen deze vorst. Dat leidde tot burgeroorlog en uiteindelijk de executie van Karel I in 1649. Daarmee kwamen de puriteinen aan de macht, maar toen hun grote leider, Oliver Cromwell, in 1658 overleed, bleek de algemene hang naar de monarchie toch te sterk en werd de zoon van de geëxecuteerde koning in 1660 teruggehaald en als Karel II gekroond. De puriteinen waren min of meer uitgepraat, maar de Commons hadden de touwtjes stevig in handen.
Tenminste zo leek het, maar al snel bleek dat Karel II niet van zins was om zich veel aan te trekken van de protestantse adel. Hij wekte de stellige indruk rooms-katholiek te zijn en toen na zijn overlijden in 1685 zijn broer Jacobus II aan de macht kwam, stak deze zijn katholicisme niet onder stoelen of banken. Integendeel, hij probeerde daadwerkelijk de kerk van Rome in Engeland weer in het zadel te helpen. Dat ging de Commons te ver. Jacobus werd afgezet en zijn schoonzoon Willem III van Oranje-Nassau, stadhouder van Holland, Utrecht en een aantal andere gewesten in de Lage Landen, werd gevraagd naar Londen te komen.
Deze Willem was namelijk getrouwd met Mary, een dochter van Jacobus II, waardoor hij erkend kon worden als de nieuwe koning van Engeland. Daartoe moesten Willem en Mary akkoord gaan met de zogeheten Bill of rights, een lijst met voorwaarden waaraan de koning voortaan zou zijn gebonden. Dit zijn de hoofdpunten:

  • Kroon uitsluitend protestants (vastgelegd in de Act of Settlement, 1701)
  • Vrijheid van meningsuiting
  • Parlement besluit over belastingen
  • Geen staand leger in vredestijd
  • Geen invloed koning op rechters
  • Wetgeving bij parlement.

Met dit document bond de nieuwe koning zich voorgoed aan het gezag van het parlement. Dit was de geboorte van de parlementaire monarchie, waarbij de koning funtioneert als de King-in-Parliament, de vorst die samen met het parlement regeert. Het is een enorme stap op weg naar volledige democratie. Aan het einde van de zeventiende eeuw was Engeland verreweg de meest moderne natie in Europa. In Frankrijk heerste in die periode nog Lodewijk XIV, de Zonnekoning, aan wie het gezegde werd toegeschreven: L’état c’est moi, de staat, dat ben ik. Dat schijnt hij niet echt te hebben gezegd, maar het tekent wel zijn karakter. Hij had het kunnen zeggen.
In politiek opzicht liep Frankrijk in die tijd ver achter bij Engeland. Iemand die dat vaststelde was Voltaire, die in 1726 in Engeland terechtkwam, verbannen omdat hij een Franse edelman had beledigd, en daar zijn politieke paradijs ontdekte. Hij bestudeerde de parlementaire monarchie en kwam tot de conclusie dat de politiek had gezorgd voor vrijheid en die vrijheid had weer gezorgd voor voorspoed en daarom waren alle Engelsen rijk en gelukkig.
Engeland werd het grote voorbeeld voor de Franse Verlichting. Voltaire schreef over zijn waarnemingen in het boek Lettres sur les Anglois, Brieven over de Engelsen, uitgegeven in het jaar 1735. Charles Montesquieu, de man die de trias politica, de scheiding van de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, heeft uitgedacht, deed hetzelfde in zijn boek De l’esprit des lois, Over de geest van de wetten (1748). Daarin nam hij een hoofdstuk op over de Engelse staatsinrichting. Zonder een scheiding der machten geen vrijheid, aldus Montesquieu. De Engelse wetten voorzagen in zo’n scheiding.

Rode lijnen

Zijn er meer argumenten nodig om aan te tonen dat Engeland onlosmakelijk deel uitmaakt van de historie van Europa? Zonder Engeland geen Europese geschiedenis, zonder Europa geen Engelse geschiedenis. Engeland is een onmisbare schakel in de ontwikkelingslijn die hier is geschetst.
De rode lijn loopt vanaf de Reformatie van Maarten Luther, waarbij de macht van de paus en de keizer werd afgenomen en werd toebedeeld aan de landelijke vorsten van het Roomse Rijk. Een macht die in balans werd gehouden door universiteit en kerk. Dat voorbeeld werd overgenomen door Hendrik VIII van Engeland, maar die duldde geen macht tegenover zich. De Engelse koning greep de macht over kerk en staat en werd bijna een soort kalief die zowel de geestelijke als de wereldlijke macht in handen had. Daarom, en om te voorkomen dat Engeland ooit nog zou terugkeren naar de kerk van Rome, was de Engelse Revolutie nodig, die via de Burgeroorlog van 1642 leidde tot de Glorious Revolution van 1688 waarin de katholieke Jacobus II plaats moest maken voor de protestant Willem III van Oranje. Deze ging akkoord met het nieuwe model van de King-in-Parliament, waarmee de eerste parlementaire monarchie ter wereld was geschapen. Die ontwikkeling vormde weer een belangrijke inspiratiebron voor de Franse Revolutie. Het model werkt tot op de dag van vandaag in vrijwel alle Europese landen, aangevuld met latere inzichten omtrent democratie en monarchie.
Zou het inderdaad zo werken in de Europese geschiedenis, dat de ontwikkelingen in het ene land invloed hebben op ontwikkelingen in andere landen? Dat die invloeden misschien zelfs nieuwe ontwikkelingen uitlokken, zodat er een historische keten ontstaat van actie en reactie? Is dat misschien het specifieke aan de Europese geschiedenis? Er zijn historici die zeggen van wel. In ieder geval hebben we een belangrijke aanwijzing voor dit fenomeen gevonden in het verhaal over de ontwikkelingen in respectievelijk het Duitsland van de Reformatie, het Engeland van de Glorious Revolution en het Frankrijk van de Revolutie van 1789. We zien immers hoe de macht bij wijze van spreken afdaalt van paus en keizer via de lokale vorsten in het Roomse Rijk naar een deling van de macht tussen vorst en het vooral door de landadel bevolkte parlement in Engeland en uiteindelijk terechtkomt bij het burgerlijke parlement in Frankrijk.
Wat dan weer een belangrijke tegenvraag oproept, namelijk in hoeverre Europese landen in zo’n gemeenschappelijk proces nog uniek kunnen zijn, hoe ze fundamenteel van elkaar kunnen verschillen. Want we zien toch duidelijk dat Engeland een geheel eigen identiteit heeft en zich op allerlei gebieden onderscheidt van andere Europese landen, niet alleen in taal en cultuur, maar ook in de manier waarop het land zich internationaal beweegt. Ligt niet precies daar een van de zwakke punten van de huidige Europese Unie, dat onvoldoende recht wordt gedaan aan de eigenheid van de verschillende lidstaten en dat de bevolking in de lidstaten het onaangename gevoel bekruipt dat zij hun nationale karakter moeten prijsgeven? Is dat niet een van de belangrijkste oorzaken van de Brexit, van de negatieve uitslagen van de diverse referenda en misschien zelfs ook van het langzaam maar zeker sterker wordende nationalisme, zelfs in Nederland?
Om dat na te gaan, zouden we eens moeten kijken naar iets dat typisch Engels is, een typisch Engelse trek of visie waarvan we kunnen aantonen dat deze rechtstreeks in verband staat met de ontwikkelingen in Engeland in deze wat ik hier maar even de Europese periode noem, dus de periode tussen de Reformatie en de Franse revolutie. Dat is een sleutelperiode in de wording van het Engeland zoals we dat nu kennen. Om dat te illustreren kunnen we eens kijken naar een aantal historische landkaarten en zegels die de positie van Engeland in de wereld laten zien. De geografie is natuurlijk niet veranderd in de tussentijd, maar de manier waarop de Engelsen naar de geografie kijken wel. We komen daarmee op een actueel punt in de Brexit, namelijk het feit dat veel Engelsen hun land veel liever zien als een wereldnatie dan als Europese natie.

Engeland als ‘global nation’

In 1493 werd er een kaart van Europa, Voor-Azië en Noord-Afrika gemaakt door Hartmann Schedel in Neurenberg. Op deze kaart zien we de Britse eilanden helemaal aan de bovenste rand, ze passen er nog net op. Engeland is een perifeer gebied, ver weg van het centrum van de wereld, dat wordt geprojecteerd in het Midden-Oosten. Een typische visie van die tijd.
In 1588 tekende Abraham Ortelius een kaart van Engeland in zijn Theatrum Orbis, een wereldatlas. Het is een prachtige gedetailleerde kaart van Engeland en Wales met tal van steden, dorpen en rivieren en daaromheen de zee. Op die zee koerst de Armada van Filips II in de richting van Zuidwest-Engeland, maar bij Cornwall zou de vloot uiteindelijk door de storm worden verspreid en zo onschadelijk worden gemaakt. De Engelsen zagen daarin Gods voorzienigheid, want hun maritieme macht was nog zo klein, dat ze geen antwoord hadden op deze enorme oorlogsvloot. Op een zegel uit deze tijd wordt Engeland afgetekend als een rots in de wilde golven met als spreuk: “Aangevallen, maar niet verwond.”
Een afgelegen eiland dat niet over een echte zeemacht beschikt, dat is het Engeland tot en met de zestiende eeuw. Maar dan gaan de zaken veranderen. Engeland ontdekt als het ware de zee, wat natuurlijk wordt afgekeken van de Spanjaarden, Portugezen en Hollanders. Wie wereldmacht wil zijn, moet de zeeën beheersen. Dat besef dringt nu door en zo zien we koning Karel II in 1662 op zijn grootzegel afgebeeld als een Poseidon die op een strijdwagen zit, voortgetrokken door twee mythische paarden. Et penitus toto regnantes orbe Britannos staat erop, Brittannië dat alles, maar dan ook alles regeert.
In 1730 dicht James Thomson een van de liederen die nu nog steeds als Engels volkslied gelden, samen met God save the Queen. Het lied is overbekend:

When Britain first, at Heaven’s command
Arose from out the azure main;
This was the charter of the land,
And guardian angels sang this strain:

Rule, Britannia! rule the waves:
Britons never will be slaves.

Regeer, Brittannië, regeer de golven. In de vorm van een imperatief, de gebiedende wijs, niet een indicatief, een vaststelling, want dan zou het rules zijn geweest. Het is nog steeds een oproep, maar stukje bij beetje ontwikkelt Engeland zich tot het wereldimperium waarin de zon nooit onder gaat. In 1719 al worden de eerste kaarten vervaardigd waarop dat wereldrijk te zien is, met de Britse eilanden als centrum en alle bezittingen er omheen gegroepeerd. De titel: Nouvelle Carte D’Angleterre, D’Ecosse, et D’Irlande Avec Des Instructions Pour Connoitre Les Differents Etats De La Couronne D’Angleterre En Europe, Asie, Afrique et Amerique, Nieuwe kaart van Engeland, Schotland en Ierland met aanwijzingen om de diverse staten onder de kroon van Engeland te leren kennen in Europa, Azië, Afrika en Amerika.

Nationalisme in samenhang

Deze kaarten en zegels tonen de ontwikkeling van een enigszins perifeer gelegen eiland tot een centrum van een wereldrijk, de navel van de wereld. Bekend is het verhaal dat een Engelse zeeman de wereld rond kan reizen, maar wanneer hij terugkomt verwacht hij zijn vaderland te zien zoals hij het heeft verlaten. De wereld mag veelzijdig zijn, de wereld mag veranderen, maar Engeland moet blijven zoals het is. Denk ook aan Merry Old England. De wortels van de Engelse voorliefde voor de tradities in eigen land liggen juist in de globale oriëntatie van het volk. Engeland is een bestendige zekerheid in tijden waarvan we allemaal weten dat ze woelig zijn en overal steeds veranderingen teweegbrengen. Engeland moet oud zijn, het moet zich baseren op tradities die hun wortels diep in de middeleeuwen hebben, zoals de Magna Carta die alle grondwetten overbodig maakt. Iedereen moet eerbied betonen aan die tradities en aan dat oude Engeland, zoals duidelijk is vastgelegd in de Akte van Navigatie van 1651. Zelfs al was deze in de eerste plaats bedoeld voor de Republiek, toch hadden schepen uit alle landen de plicht om als eerste hun vlag te strijken bij wijze van groet wanneer ze een Engels schip op volle zee tegenkwamen.
De wereld als alternatief voor Europa. Geen wonder dat Engeland zich niet de wet wil laten voorschrijven door Brussel. Geen wonder ook dat de Engelsen zich vaak veel meer wereldburger voelen dan Europeaan en nu dit argument gebruiken om hun Brexit te verdedigen. Ze zijn daarvoor graag geëxcuseerd, want de globalisering is in wezen een Engelse uitvinding. Maar dan moeten we wel beseffen dat die uitvinding voortkomt uit een revolutie die bij uitstek Europees is geweest. De keerzijde van dat feit is namelijk, dat het Engelse globalisme alleen functioneert in een Europese context. Engeland is het venster van Europa op de wereld. Door Engeland weet Europa dat het deel uitmaakt van de wereldgemeenschap. Zonder Engeland zou dat besef verloren gaan. En daarom hoort Engeland erbij, misschien tegen wil en dank, maar het is niet anders.
Elk land in Europa heeft een eigen karakteristiek, een eigen functie en plaats binnen het Europese geheel. Dat maakte Europa meer dan alleen een som der delen. Europa is een levendige historische creatie die alleen kan bestaan bij gratie van de erkenning dat elk onderdeel uniek is.
Dat is de waarde van de nationaliteiten binnen Europa. Niet dat je onbeperkt baas in eigen huis zou zijn, want dat is in geen enkel land meer het geval. En evenmin omdat we trots zouden zijn op wat onze voorvaderen hebben gepresteerd, want de geschiedenis moet nog maar bewijzen dat wij tot hetzelfde in staat zijn. Gezond nationalisme is nooit gebaseerd op mythologie. Het is het bewustzijn van de specifieke historische bijdrage van een volk aan de gemeenschappelijke geschiedenis en de moed om voor die bijdrage in te durven staan, die bijdrage te durven verdedigen tegen degenen die er de waarde niet van inzien en haar daarom aanvallen, het zij van binnenuit, hetzij van buitenaf.
Niet de trots op wat anderen hebben gepresteerd, maar de moed om verworvenheden te verdedigen waarvoor anderen vaak met hun leven hebben betaald, dat is nationalisme waarmee Europa verder kan. Een nationalisme ingebed in een groter geheel dat bij uitstek niet nationalistisch is, maar waar de inwoners van de verschillende naties elkaar vinden in hun verscheidenheid. Dat geldt voor Europa en voor de wereldgemeenschap als geheel.
Echt nationalisme gaat altijd uit van het grotere, het boven-nationale geheel. Elke andere vorm van nationalisme is bekrompen provinciale ijdeltuiterij. Ieder land heeft er last van, niet alleen Engeland, maar ook Nederland. Overal ter wereld groeien en bloeien de nationale mythes die volkeren doen geloven dat nou juist hun gemeenschap groter en beter zou zijn dan die van anderen. Dat soort mythisch nationalisme, de opvatting dat de geschiedenis zou aantonen dat het eigen land beter, groter of sterker is dan andere landen, leidt onvermijdelijk tot oorlog.
De Europese Unie is naar mijn weten het enige succesvolle instrument van na de Tweede Wereldoorlog geweest dat dit soort mythisch nationalisme heeft weten in te perken en daardoor generaties lang een duurzame vrede heeft weten te bewerkstelligen.
We zullen zien of dit traject van de Europese Unie nu tot een einde is gekomen en we wellicht voor de toekomst andere oplossingen zullen moeten vinden. Ik heb vanuit anti-EU-kamp geen alternatieven vernomen, behalve dan een terugkeer naar het verleden van het Europa van de afzonderlijke naties met grenspalen, eigen munten en andere ongemakken. Dus houd ik het ook nog even bij de Europese Unie onder het motto dat we oude schoenen beter niet kunnen weggooien voordat we nieuwe hebben.
Maar één ding weet ik absoluut zeker en dat is dat de Europese verworvenheden van de afgelopen eeuwen, bijvoorbeeld de parlementaire democratie zoals die met name door de Engelsen en de Fransen, en trouwens ook met een belangrijke inbreng van de Nederlanders, tot stand is gekomen, het ten volle verdient om te worden verdedigd. Deze verworvenheden zijn voor eens en altijd bevochten. Iedere Europese verworvenheid is tot stand gekomen op een bepaalde datum en dankzij de inzet van bepaalde mensen die we bij naam kennen. Ook in het geval van Engeland weten we wie dat zijn geweest.
Bommen en granaten zijn te zwak om de westerse beschaving te verdedigen. En vrome praatjes, bijvoorbeeld dat Europa ‘best wel belangrijk’ zou zijn zonder dat precies duidelijk is waarom, die helpen ook al niet. Daar is betere munitie voor nodig, onder andere de innerlijke overtuiging dat wat in de loop van de geschiedenis tot stand is gebracht, volledig de moeite waard is om in stand te houden.
Daarop heeft Europa vooralsnog geen antwoord gevonden. We moeten maar hopen dat het goed gaat wanneer de Engelsen straks afscheid nemen. We moeten maar hopen dat Poetin en Trump ongelijk krijgen in hun doemdenken over Europa. Misschien moeten we zelfs hopen dat we zelf ongelijk krijgen in onze twijfels over Europa. Niet dat we niet zouden moeten twijfelen, op dat punt is René Descartes in zijn tijd toch al duidelijk genoeg geweest. We moeten twijfelen, dat is juist onze kracht, dat we onszelf vragen stellen en dan tot nieuwe inzichten en nieuwe overtuigingen komen. Alleen door te twijfelen kunnen we nieuwe schoenen vinden, waarna we de oude schoenen van ons af kunnen werpen.
Dames en heren, ik dank u voor het feit dat u naar mij hebt willen luisteren. U merkt hopelijk dat ik het nog steeds heerlijk vind om over geschiedenis te vertellen. Maar u weet nu ook waarom het me iets moeilijker valt dan vroeger. Ik ben me te zeer bewust geworden van de offers die moeten worden gebracht voordat we van geschiedenis kunnen spreken. Maar eerlijk gezegd is dat beetje moeite me veel liever dan cynisme. Het lijkt me heel erg om de hoop te verliezen en alleen nog smalend over geschiedenis te kunnen praten alsof het allemaal toch niets voorstelt. Of te veronderstellen dat historische gebeurtenissen niet meer dan toevalligheden zijn.
De loop van de geschiedenis in de afgelopen eeuwen geeft mij voldoende hoop dat we Europa kunnen behouden, op grond van de historische feiten, want die zijn er genoeg. Ik hoop dat ik u daarvan een indruk heb kunnen geven. Maar dan zullen we onze waarachtig wel persoonlijk voor onze toekomst moeten inzetten, want dat hebben onze voorgangers in het verleden ook gedaan.